woensdag 4 mei 2011

Hey hey,

Eerst en vooral de indrukken van deze uitstap zijn niet in woorden zelfs moeilijk in beelden te vatten. Maar ik doe mijn best.



Donderdag  28 april zijn we vertrokken naar Blanche Marie. Diep in het binnenland verscholen tussen het regenwoud liggen de Blanche Marie watervallen. Vernoemd naar de naam van de blonde vrouw van de ontdekker.

De rit naar BM was heel woelig na Zanderij ( de luchthaven) veranderde de weg van asfalt naar bauxiet. Witagron was het laatste dorpje dat we tegen kwamen vandaar was het nog 130 km tot onze bestemming. Tijdens de rit kwamen we ook al heel wat te weten over de Marrons ( de afstammelingen van de Afrikanen) en de Inheemsen ( Indianen).

Marroncultuur en Indianencultuur :

Marron is afkomstig van het Spaanse woord cimarron wat opgejaagd vee betekent. Maar omdat het mensen zijn en geen vee heeft men er Marron van gemaakt. Marron betekent dus nu zij die gevlucht zijn. Vroeger werden ze boslancreoolen genoemd maar dat heeft tegenwoordig een negatieve conotatie. Er zijn 6 verschillende Marrongroepen met elk hun eigen taaltje. De Saramacanen,Okanen, Paramacanen, Matuariers, Kwintis en Ndjuka’s. Deze werden vroeger vanuit Afrika als slaven naar Suriname gebracht. De Saramacanen konden ontsnappen aan de slavernij door na hun aankomst meteen het bos in te vluchtten. De anderen kwamen wel in de slavernij terecht. Marrondorpen lijken veel vuiler dan Indianen dorpen. Dit is ook te wijten aan de slavernij. De indianen zijn in Suriname nooit in de slavernij terecht gekomen. Daarom zijn hun dorpen kleiner, minder bevolkt en liggen ze verder van elkaar. De Marrons wonen met veel op een klein plekje en dichtbij elkaar. Dichtbij elkaar is veiliger en beschermt hen. In Marrondorpen zullen nooit honden lopen. Er heerst een grote angst tegen over de beesten omdat ze er vroeger door opgejaagd werden. Wat dan wel rondloopt in de dorpen zijn kippen, deze eten al wat vuil is. Bij de indianen zitten de kippen in een hok.

Blanche Marie: watervallen en vervallen vakantieoord:

Toen we na 5u rijden, rood-bruin van de bauxiet, een bord zagen met Blanche Marie op wisten we dat we er bijna waren. Nog 15km stond erop te lezen. Er stond echter niet bij op welke wegen. De weg liep dwars door het regenwoud en was max. 3 meter breed. Je kwam ogen te kort om te zoeken naar dieren. En zag allerlei rare planten waar je na 2 maanden zonder lief in de buurt toch over begint te fantaseren. Ik doopte hem de herbarius Erectiandus P klonk wel chique vond ik. Blijkbaar wordt het in de volksmond de indianenvibrator genoemd.
Dus vijftien kilometer lang, drie kwartier aan een stuk met piemelplanten rond je hoofd. Het was wel grappig.



Uiteindelijk kwamen we toe op het vakantieoord een prachtige plek in het woud dat zijn dagen van glorie gehad heeft. De eigenaar is in 2006 overleden en alles is sindsdien verwaarloosd. Zijn kinderen zitten in een testamentkwestie verwikkeld en geen van hen heeft de goesting om het over te nemen. Wat wel jammer is maar tegelijkertijd de hele plek veel mysterieuzer maakt. We besloten om onze hangmat te hangen op het balkon van de voormalige villa van de eigenaar waar we een prachtig zicht hadden op de rivier en de oever van die rivier.



Dan zijn we naar de watervallen gestapt en het was echt de moeite waard. Je wordt toch even stil als je ziet hoeveel kracht het water heeft en hoe machtig de natuur wel is.
We konden even baden in het water echt zalig ook het maken van foto’s kon niet worden uitgesloten. Dan ging Norman ( de gids) ons avond eten vangen en waren we even alleen in het water. Opeens voel ik mijn been heel  hard schokken en trillen. Echt een zeer raar gevoel ik verloor helemaal de controle over mijn been. Ik dacht eerst dat het door de stroming van het water was dat elektriciteit opwekte. Maar blijkbaar was het door een sidderaal die op een meter van mij passeerde en zeer elektrisch geladen is. Gelukkig dat hij niet tegen mijn been kwam want er zijn al heel wat erger dingen mee gebeurd van verlamming tot zelfs dood.

sidderaal

Norman had gelukkig wel beet gehad. Een lekkere anjumara die hij ’s avonds verrukkelijk heeft klaargemaakt.

Fauna en Flora:

Tijdens de jungle wandeling terug naar onze verblijfplaats zijn we ook enkele bijzondere planten tegengekomen. Hier even hun naam en fuctie als padvinder tip:
  • Wenteltrapplant of Sangrafoe: een goede honger en dorstlesser. Als er iemand gestorven is gaat de bovenkant van de plant in het graf mee met de dode en de onderkant wordt in een vaas geplaatst.
  • Baloema: wordt gebruikt om te weven. Bijvoorbeeld bij het maken van manden.
  • Bospapaya: de schors van een jonge plant kan je gebruiken om wonden te helen. Oude verdorde bladeren zijn heerlijk in thee.
  • telefoonboom: werd vroeger gebruikt om te communiceren omdat het kloppen op het hout een zeer luid geluid maakt.

Voor de liefhebbers van dieren. Deze kwamen we tegen.

Zijdeaapjes

Groene gifkikker









Anjumara

Amerikaanse ijsvogel

Een slang : kleine aboma
Boskonijn

 




Ara’s





Wat we niet zagen maar wel hoorden:
Brulapen















Toekan











Sterren en rum

Na het eten van de anjoemara. Hebben we ons met matrassen geïnstalleerd op het gras. Met een fles borgoerum en cola in de aanslag zagen we de mooiste sterren. Sterrenbeelden zoals andromeda, de tweelingen, vallende sterren en de grote beer omgekeerd. Nee niet door de rum. Al hielp die wel om de tongen wat losser te maken en een zalig gesprek te hebben met Laura en Norman. Caro en Dorien vielen samen in slaap gezond genietend van de zalige avondlucht.

Het gesprek ging over de Westerse Maatschappij die eigenlijk verder en verder wegdrijft van de natuurlijke basis waar alles vandaan komt. De sjamanen( medicijnmannen van de indianen) worden in het Weste kwakzalvers genoemd, maar zonder hun kennis van planten en middeltjes zou de huidige geneeskunde nooit iets geweest zijn. Een band houden met de natuur blijft wel belangrijk. Norman vertelde ons een leuk indianenverhaal.

het verhaal van Neku :

Neku was een indiaantje dat een ondraaglijke geur met zich meedroeg. De kinderen in het dorp wouden niet met hem spelen. Dus Neku ging aan rivier zitten en maakte bootje toen hij in het water ging kwamen al de vissen naar hem toe. Op een dag zagen de andere mensen van het dorp het en kwamen tot de constatatie  dat ze zo wel veel vis konden vangen. Neku werd aanvaard in het dorp doordat hij hen zoveel visvangst bezorgde. Toen Neku stierf en begraven werd groeide er een liaan op zijn graf. Deze soort liaan wordt nog steeds gebruikt om te vissen. Men snijdt er een stukje van af en gooit deze in het water. De vissen komen dan bovendrijven en kunnen zo uit het water geplukt worden. Het deed me een beetje denken aan de "euthanasie" liaan in Galibi.

Verder ging het gesprek ook over culturele integratie. Een land zoals Suriname ontdek je het beste door met Surinamers te praten en met hen het land in te gaan. Heel wat stagiaires klampen zich vast aan medeblanken waarmee ze hun ervaringen delen. Dit zorgt voor heel wat vooroordelen en stereotiepen. Doordat je vooral gaat praten over de negatieve dingen die er zijn. Zo heb je bijvoorbeeld de irritante, onbeleefde en vrijpostige hangjongeren in Paramaribo zelf die het leuk vinden om blanke meisje te schoferen. Een recente uitspraak van zo een pummel was bijvoorbeeld: Jullie zijn hier in dit land en jullie neuken niet. Deze meestal stonaards zijn echt geen representatie voor het land en zijn mensen. En hun uitspraken komen er ook niet zomaar. Willen of niet deze mensen dragen nog steeds de last van de kolonisatie en slavernij met zich mee. Dit is helemaal niet zo lang geleden als het lijkt. Vroeger had men schrik van blanken door de wreedheden die ze hebben uitgehaald. Nu die angst wegebt komt de stoerdoenerij naar boven en lijkt het hun toer om gemeen te zijn weliswaar met andere middelen. Maar gelukkig zijn er heel wat Surinamers die een prachtige mengelmoes zijn van allerlei culturen en anderen die de dwaasheden van de geschiedenis zeker en vast niet willen herhalen.

Het was een tof gesprek en hmmm die borgoe cola smaakte ( he laura ;) )

 
Apura en de Spoorweg van ergens naar nergens:

Vrijdag was het dus een adembenemend zicht bij het opstaan. De rust van het tropisch regenwoud daalde ook neer over ons en zalig werden we wakker. Na het ontbijt vertrokken we naar Apura een stadje aan de Corantijnrivier aan de grens met Brits Guyana. Deze stad heeft een heel rare historie.

In 1975 besloot men om een spoorweg van het binnenland tot aan de Corantijnrivier te leggen. Met als doel bauxiet vanuit het binnenland naar de nieuwe aangelegde haven te vervoeren om deze dan via het water te vervoeren naar Paramaribo. De spoorweg werd helemaal aangelegd en het station werd zeer luxueus en modern ingericht. Tot men plots na de bouw ervan ontdekte dat er een aantal kinken in de kabel waren.
1) Het bauxiet dat ontgonnen zou worden had niet de gewenste hoeveelheid erts om er aluminium van te maken.
2) Er was een enorme regressie op de wereldmarkt.
3) Er werd een militaire coup gepleegd in het land waardoor men niet meer toekomstgericht kon denken;
4) Voor het voorzien van elektriciteit zou men weer een stuwmeer moeten aanleggen en daar kwam na de aanleg van het Brokopondo stuwmeer in 1965 heel wat protest tegen.

Nu staat het stations gebouw dus helemaal verwilderd en heeft het woud het gebouw en zijn sporen teruggenomen. Eigenlijk pure kapitaal verspilling want er heeft nooit een trein gereden.
Het hele gebouw rook naar de ammoniak van de vleermuizen die zich de donkere kamertjes toegeëigend hebben. Ook de kakkerlakken en vieze spinnen kregen er een scharrelplekje bij.


De stad apura zelf werd gebouwd voor de arbeiders. Maar toen er geen werk meer was zijn deze eruit getrokken. De gebouwen zijn nu ingenomen door de indianen die kwamen uit rondliggende dorpen. De stad is wel heel net en mooi maar heeft niet echt karakter. Het voelt eigenlijk heel koel aan. Het lijkt een beetje op een spookstad. Het is er zeer rustig je hoort zelf geen spelende kinderen.

De haven van Apura is nog steeds ingebruik. Door jawel… chinezen! Ze vervoeren hier boomstammen naar Paramaribo.


Klein Kwamala : indianendorp :

Op de terugweg zijn we gestopt in een indianendorp Klein Kwamala.
Hier leven nomadenindianen die 3 maanden in het dorp verblijven en dan doortrekken naar andere dorpen. Na drie maanden keren ze steeds terug naar klein kwamala. De kapitein blijft steeds aanwezig in het dorp om nieuwe bezoekers te ontvangen. Echt een heel gezellig en mooi dorp. En zeer mooie kindjes.

Terug aangekomen in Blanche Marie zijn we nog even naar de massagevallen geweest. Een echte rugmassage door de natuur was welkom na de woelige rit terug vol bobbels botsen en knotsen.
Ook zijn we nog een klein kijkje gaan nemen aan de grote watervallen. Waar Norman een tweede poging ondernam om een nieuwe anjumara te vangen en weer had hij beet. Een echt monster van zeker 15 kilo en ze vochten de vis trok en Norman trok tegen de stroming in. Maar de vis won en we zagen ons avond eten wegzwemmen. Wel even balen want de adrenaline was zeer hoog en voelbaar.
Dan gingen we terug naar huis en kregen we toch een lekkere kippensoep van Norman.

Ja Blanche Marie een aanrader voor iedereen die het land ooit bezoekt!!!

Groetjes ,

Jumi

(wegens de slechte verbindingsmogelijkheden is het niet gelukt om alle foto's te laden die foto's volgen nog)




 







1 opmerking:

  1. Je gaat de National Geographic toer op en gebruikt didactische prenten om wat je gezien hebt en niet gefotografeerd, een plek op je blog te geven.

    Probeer die leatherbacks te filmen of fotograferen want die heb ik omwille van respect voor WWF e.d. in 1999 niet op gevoelige plaat staan?


    Johan

    BeantwoordenVerwijderen

Suriname

Suriname